De Akuriyo is een inheems volk in Zuid-Amerika. De Akuriyo is een van oorsprong nomadische groep Indianen die leeft in het zuiden van Suriname en het aangrenzende deel van Brazilië. In de jaren zestig zijn de rondtrekkende Indianen door zendelingen ondergebracht in een aantal Indianendorpen, namelijk Alalapadu aan de Coeroenie-kreek en Pelelu Tepu aan de Boven-Tapanahoni. Een zeer klein deel van de Akuriyo bleef de nomadische levensstijl trouw.

De Tupi zijn een Braziliaans inheems volk. De Tupi bewoonden nagenoeg alle Braziliaanse kustgebieden toen de Portugees Pedro Álvares Cabral het land in 1500 ontdekte. De Tupi deden aan landbouw, maar hun beschaving bevond zich nog wel in het stenen tijdperk. Ze verbouwden onder meer cassave, tabak, bonen, kalebas, katoen en zoete aardappelen.

De Fremont-cultuur is een pre-Columbiaanse archeologische cultuur, genoemd naar de Fremont-rivier in de Amerikaanse staat Utah, langs dewelke haar oevers de eerste Fremont-sites ontdekt werden. Het feit dat de Fremont moccasins droegen in plaats van sandalen, doet vermoeden dat de Fremont eerder verwant zijn met de stammen rond de Grote Meren en niet met de Anasazi, waaraan het leefgebied van de Fremont ruwweg grenst.

De Matlatzinca zijn een Indiaans volk woonachtig in de staat Mexico in Centraal-Mexico. Er leven 3.005 Matlatzinca in Mexico. De Matlatzinca leven in het Dal van Toluca, ten westen van Mexico-Stad. De Matlazinca spreken een Oto-Manguetaal. Zij zijn zeer nauw verwant aan de Ocuilteken. Zij danken hun naam aan de Azteken, die hen matlazincah, 'zij die netten maken'. De Matlatzinca leven waarschijnlijk sinds de 12e eeuw in het Dal van Toluca, hun hoofdstad was Calixtlahuaca. In de 15e eeuw werden zij door de Azteken onderworpen.

De Lenape werden en worden gezien als de oudste loot aan de stam van de Anishinaabeg, een verzameling van Algonkisch sprekende volkeren in Noordoost-Amerika. De Lenape beoefenden kleinschalige landbouw om hun verder nogal zwervende bestaan van jager-verzamelaars aan te vullen. De Lenape indianen waren de oorspronkelijke bewoners van het gebied van de baai van New York en de Delaware-vallei, tot het moment dat de eerste Nederlandse kolonisten voet aan wal zetten in het gebied.

De Potawatomi zijn een Algonkisch sprekende natie (volk) van inheemse Amerikanen die onder andere op de oevers van de Mississippi in de Verenigde Staten van Amerika woont. De Potawatomi noemen zichzelf van oudsher Bodwe’aadamiinh of Bodéwadmi wat Volk van de Vuurplaats betekent.

Yanomamö-indianen is een verzamelnaam voor een aantal inheemse volken in Brazilië en Venezuela. Ze zijn 'ontdekt' door de Amerikaanse antropoloog Napoleon Chagnon, die ze The Fierce People ("het woeste volk") noemde. De Yanomamö wonen vooral in het noorden van het Amazoneregenwoud en in het zuiden van Orinoco, in een gebied ter grootte van Nederland. Ze bestaan uit ongeveer 19.000 mensen en spreken Yanomamö.

De Innu zijn Naskapi-Montagnais indianen, die leven in het oostelijke gedeelte van het schiereiland Québec-Labrador. Zij noemen hun land "Nitassinan" en spreken een op het Cree lijkende taal die tot de Algonkische talen behoort. De Innu zijn echter als indianen-volk niet verwant met wat we nu eskimo's noemen. Tussen 1986 en 2004 voerde de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht (net als andere luchtmachten) vanuit de basis Goose Bay laagvliegoefeningen uit boven het grondgebied van de Innu. De protesten tegen deze vluchten op 30 meter hoogte werden in Nederland aangevoerd door de Stichting Innu.

De Wasco zijn een van de meest oostelijk levende stammen van de Chinook en ontlenen hun naam aan een komvormige rots op korte afstand van hun hoofddorp. Ze waren de machtigste stam van de Upper Chinook en nauw verwant aan de Wishram, die aan de noordzijde van de rivier woonden. De Wasco zijn nu de enige zelfstandig geregistreerde stam van de Chinook, waarvan de overige gewoon als Chinook geregistreerd staan of als leden van andere volken.

De naam Dineh lijkt dan ook veel op de benaming die de verwante Chipewyan uit Canada zichzelf gaven: Denesuline. De voorouders van de Dineh en N'de trokken rond 1500 in groten getale naar het diepe zuiden en begonnen een nomadenbestaan te ontwikkelen in de woestijn- en prairiegebieden van Arizona, Utah en Colorado. Van de Spanjaarden kochten de Dineh paarden, en leerden ze hoe ze zilver konden bewerken. De Europeanen introduceerden ook de slavernij in het gebied, waarna de Dineh naar het noorden reisden om Chaticks-si-Chaticks (Pawnee) mee terug te voeren en te verkopen als slaven.

De Tillamook zijn een indiaans volk uit Oregon in de Verenigde Staten. De naam Tillamook, komt uit het Chinook en betekent "volk van Nekelim". De Tillamook waren getalenteerde mandenmakers en kenden een gedetailleerde mythologie met verwijzingen naar historische gebeurtenissen. Zo is in het Verhaal van de Dondervogel en de Walvis de herinnering aan een grote aardbeving uit 1700 terug te vinden.

De Asháninka zijn indianen uit het Peruviaans-Braziliaans Amazoneregenwoud. De naam betekent zoveel als "mensenbroeders". Van oudsher leven ze van de jacht en visserij gecombineerd met akkerbouw voor eigen gebruik op zogenoemde Chacras; kleine stukjes gekapte en verbrande vegetatie voor tijdelijk gebruik. Er is in dit leefgebied weinig behoefte aan kleding anders dan de traditionele cushma van gebreid katoen. Wel verfraaien zij zichzelf met kettingen, armbanden, kronen of haarbanden van gekleurd katoen en bij speciale gelegenheden wordt het gezicht beschilderd.

De Zenú is een indiaanse bevolkingsgroep uit het Caribische kustgebied van Colombia. De Zenú-cultuur bestond van circa 200 voor, tot circa 1600 na Christus. Kenmerkend voor de cultuur is de constructie van aanzienlijke waterwerken en de productie van gouden ornamenten. Het goud, dat veelal met de doden werd begraven, lokte de Spaanse veroveraars en veel goudwerk werd geroofd.